Voor de bouw van het aquaduct gaan in totaal (beide zijden opgeteld) 5.300 palen de grond in. Als je al die palen achter elkaar zou leggen, dan kom je op een totale lengte van 90 kilometer. Een groot gedeelte van die palen zijn zogeheten Vibrocompalen.
Stalen, holle buizen
Voor het heiwerk van de dieper gelegen delen van het aquaduct gebruiken we Vibrocompalen. Hiervoor wordt als eerst een holle, stalen buis met voetplaat in de grond getrild. Die voetplaat zorgt ervoor dat er geen grond van onderaf in de holle buis komt. Als de buis mét plaat op de vaste grond staat, duwen we er een prefab heipaal in. De holle buis fungeert als een soort geleiderail.
Grillige vorm voor meer grip
De diameter van de heipaal is uiteraard een stukje kleiner dan de diameter van de buis. In de ruimte tussen paal en buis wordt ‘grout’ gestort, een soort van beton. Als het grout nog nat is, wordt de buis eruit getrokken. De heipaal en grondplaat blijven zitten. Het natte grout hecht zich aan de heipaal en zoekt z’n weg in de grond waardoor de heipaal een grillig oppervlakte krijgt. Zo blijft de paal goed in de grond zitten en glijdt de paal er niet uit door de waterdruk van onder. Anders zou het toekomstig aquaduct misschien wel gaan drijven als al die palen gemakkelijk weer naar boven komen.
Variabele maat
Een ander voordeel van Vibrocompalen is dat je in de lengte van de paal kunt variëren zonder je heistellingen aan te passen. De in- en uitrit van het aquaduct lopen schuin af. Daardoor heb je op het diepste punt kortere palen nodig dan op maaiveldniveau. Door de buizen kun je verschillende maten palen gebruiken zonder dat je standaard palen van dezelfde lengte heit die je later op de gewenste hoogte maakt, dat scheelt materiaalkosten.
‘Koppen snellen’
Na het heiwerk wordt de grond ontgraven totdat de ‘koppen’ van de heipalen weer zichtbaar zijn. Het beton van de heipalen wordt dan tot 40 cm verwijderd zodat de wapening bloot komt te liggen (zie bovenstaande foto). Deze wordt gebruikt om de wapening van de vloer aan te bevestigen.