Rijkswaterstaat gaat zorgvuldig te werk bij het uitvoeren van grootschalige wegenbouwprojecten. Om schade aan de omgeving door werkzaamheden te voorkomen, brengt Rijkswaterstaat de schaderisico’s bij dit soort projecten al in een vroeg stadium in beeld. Ook worden werkzaamheden gemonitord. Dit doen we momenteel onder andere bij werkzaamheden aan de A9 Badhoevedorp – Holendrecht. Hoe werkt schademonitoring en waarom doen we het? 5 vragen én antwoorden op een rij.
1. Waarom wordt schade gemonitord?
Rijkswaterstaat is opdrachtgever van wegenbouwprojecten en aanspreekpunt voor schade voor de omgeving. Daarbij willen we dat bewoners zo weinig mogelijk last hebben van werkzaamheden in hun buurt. Ook willen we voorkomen dat door werkzaamheden schade aan gebouwen en woningen ontstaat. Schade kan bijvoorbeeld optreden door heien, boringen, bemaling of ophoging van de grond. Rijkswaterstaat laat daarom een onafhankelijk adviesbureau de risicovolle werkzaamheden monitoren. Bijvoorbeeld BouwVisie. Hiervoor worden verschillende monitoringsmiddelen ingezet: inventarisatie en bouwkundige vooropnames, trillingsmetingen, peilbuismetingen en deformatiemetingen (meting of grond verzakt). Bij verhoogde kans op schade door werkzaamheden sturen we bij en treffen passende maatregelen om schade te voorkomen of te beperken.
2. Hoe werkt schademonitoring?
Het adviesbureau inventariseert woningen en andere gebouwen in het gebied rond de werkzaamheden. Op basis van deze inventarisatie en de geplande werkzaamheden, bijvoorbeeld heien of het onttrekken van grondwater, wordt een plan van aanpak voor schademonitoring opgesteld. Vervolgens plaatst het adviesbureau meetapparatuur op en aan geselecteerde woningen en gebouwen en brengt peilbuizen in het terrein aan. Wanneer de ingestelde grenswaarden voor schaderisico dreigen te worden overschreden overlegt Rijkswaterstaat met de aannemer. De aannemer neemt dan maatregelen om schade te voorkomen. Soms worden de werkzaamheden zelfs tijdelijk stilgelegd. Wekelijks is er overleg met de aannemer over de planning van de werkzaamheden. Zo wordt de schademonitoring goed op de werkzaamheden afgestemd en kan de aannemer tijdig maatregelen treffen om schade te voorkomen of te beperken.
3. Welke gebouwen worden gemonitord?
Op basis van het soort werkzaamheden en de inventarisatie en analyse van woningen en gebouwen wordt bepaald welke gebouwen in aanmerking komen voor schademonitoring. Diverse soorten bouwkundige objecten, zoals bedrijfsgebouwen, woningen en flatgebouwen reageren afhankelijk van hun constructie verschillend op werkzaamheden. Ook leeftijd en gebruikte materialen spelen een rol: oude monumentale gebouwen reageren anders op werkzaamheden dan betonnen nieuwbouwwoningen.
4. Welke monitoringsmiddelen zijn er?
Bouwkundige vooropname: deze nulmeting geeft de bouwkundige situatie van het object weer, voorafgaand aan de start van werkzaamheden.
Deformatiemeting: stelt vast óf en hoeveel een gebouw verzakt. Hiervoor worden voor de start van werkzaamheden op de gevel van gebouwen die risico lopen een aantal hoogtemeetpunten aangebracht. Deze leggen de stand van het object vast. Ook worden historische meetgegevens verzameld.
Peilbuismeting: monitort de grondwaterstanden en signaleert tijdig ongewenste verlagingen van de grondwaterstand door werkzaamheden.
Trillingsmeting: signaleert trillingen die mogelijk schade kunnen veroorzaken aan gebouwen, tijdens risicovolle werkzaamheden. Zoals heien, damwanden trillen en zwaar transport.
5. Wat merkt u hiervan als bewoner?
Als uw woning risico loopt op schade door bouwwerkzaamheden, en het adviesbureau wil meetapparatuur plaatsen, krijgt u hierover een brief. U moet namelijk zelf toestemming geven voor het plaatsen van meetapparatuur aan uw woning. Geeft u toestemming, dan kan een kastje aan of in uw woning worden geplaatst. Naast de meetapparatuur zit in het kastje een modem die op afstand wordt uitgelezen; eventuele meldingen over overschrijdingen van de grenswaarden komen terecht in een meldkamer. U merkt als bewoner dus niets van de monitoring zelf, behalve het plaatsen en weghalen van het kastje of het wisselen van een accu. Na de werkzaamheden wordt het kastje weer verwijderd en de boorgaatjes vakkundig hersteld.
Schadeloket Rijkswaterstaat
Heeft u vragen over het plaatsen van meetapparatuur of schademonitoring, dan kunt u bellen met 0800-8002. Wilt u schade melden, dan kan dat via dit schadeformulier. U kunt het formulier digitaal invullen, opslaan en mailen naar info@schadeloketsaa.nl.
Bianca Remie, adviseur Schademanagement bij de A9BAHO, vertelt hier meer over in een interview.