Om een tunnel te verlichten kun je op het plafond om de aantal meter losse lampen plaatsen, maar je kunt ook zorgen dat de lampen zo dicht bij elkaar zitten dat ze voor het oog van de weggebruiker één vloeiende lijn vormen. Voor dat laatste is gekozen bij de bouw van de Gaasperdammertunnel.
‘Losse lampen met een aantal meter ruimte ertussen, kunnen zorgen voor een stroboscoopeffect. Daar kunnen mensen heel gevoelig voor zijn’, vertelt Ernst van Rijn, die als supervisor namens Rijkswaterstaat bij het ontwerp van de Gaasperdammertunnel betrokken is. ‘Eén vloeiende lijn zorgt voor een rustiger beeld en dat draagt bij aan de veiligheid.’
Waarom vormen de lampen niet écht één lijn, door ze tegen elkaar te plaatsen? Van Rijn: ‘Als je alles zonder ruimte ertussen tegen elkaar aanzet, zou je hele zwakke lampen moeten hebben omdat er anders sprake is van te veel vermogen. Dat is zonde van de energie. Bovendien is het niet nodig, want door de geringe tussenafstanden heb je alsnog het beeld van één vloeiende lijn.’
Nauwkeurige afwerking
Met veel precisie is ervoor gezorgd dat de lampen zo netjes hingen dat de lichtlijn vloeiend meebuigt met het verloop van de tunnel. ‘Je gaat het namelijk meteen zien in het perspectief van de tunnel als twee lampen niet netjes in elkaars verlengde liggen. Dat is een consequentie van de keuze voor een lichtlijn: je moet meer moeite doen voor de nauwkeurige afwerking. Bij het plaatsen van losse lampen is die precisie van minder groot belang.’
Ook mensen met tunnelangst kunnen baat hebben bij de lichtlijnen in de Gaasperdammertunnel. Van Rijn: ‘Het onrustige gevoel dat je kunt krijgen door een ‘flikkerend’ stroboscoopeffect kan bedreigender aanvoelen dan een rustig en gelijkmatig beeld. Dat helpt niet, als je een tunnel toch al spannend vindt.’